September 2006: Ik heb deze week mijn kolonie Pheidole pallidula laten overlopen naar een nieuw formicarium. De kolonie telt nu ongeveer een duizendtal werksters, en de larvenhoop vult ongeveer de bodem van een volledige buisje. Daarvoor zaten ze in een open bakje met buisjes, en dat gaf aanleiding voor verschillende problemen.
De werksters hadden te weinig plaats, en waren ook bezig om naar ontsnappingswegen te zoeken. Ik kon het afval niet opruimen, omdat de afvalhoop ook vol werksters zat.
Deze soort verdraagt geen droogte, en er waren reeds zoveel (onbevolkte) buisjes in het bakje dat ik er geen kon bijplaatsen.
Elke keer als ik nieuwe prooien in het bakje legde, was de hele kolonie in rep en roer, en dat is eigenlijk ook niet de bedoeling.
Voor het nieuwe nest nam ik een grote hard-plastic doos van F@rr@r@ r@ch@r; die dozen zijn echt heel geschikt voor het huisvesten van kleine miertjes, want ze sluiten mierdicht af. Daarin goot ik een laagje gips, waarin ik nadien alle kamers uitgekerfd heb met beitels. Aan de bovenkant van de laag gips heb ik een watertrogje gemaakt om het nest te kunnen bevochtigen. Nadien plaats ik het gips terug in de doos, en werk de volledige overgebleven wand af met PTFE.
De reden voor dit ontwerp is de combinatie van de afhankelijkheid van Pheidole pallidula van water, en dat een grotere kolonie gemakkelijk ontsnapt omwille van de geringe afmetingen van de werksters, en omdat ze gemakkelijk graven door bevochtigd gips of Ytong. In deze opstelling mogen ze graven, ze zullen toch niet kunnen ontsnappen.
De verhuis verliep eigenlijk heel snel. Ik plaatste het afgewerkte nest op een warmtematje naast het oude, en verbond de twee met behulp van een mierenbrugje. Na enkele minuten hadden de eerste werksters het suikerwater in de buitenwereld van het nieuwe nest al ontdekt. Ze dronken ook spontaan van het water via het gips. Ik voegde een prooi toe en wachtte even. Na een halfuurtje was er al een serieuze toeloop van soldaten en werksters, en was de prooi al versleept naar het gangenstelsel van het nieuwe nest. Op dat moment heb ik de verhuis gestimuleerd door het buisje met larven uit het de oude opstelling te nemen, en in het licht te leggen in de oude bak. Dat werkte niet zo heel goed, dus heb ik gewoon het licht uitgemaakt, en een nachtje gewacht. 's Morgens was de hele kolonie verhuisd, er waren nog maar een tiental werksters in het oude bakje aanwezig.
De bovenzijde van de bak. Je ziet enkel wat werksters in de buitenwereld, samen met het afval dat ze op deze korte periode al aangemaakt hebben. Het wordt zelfs tot een centimeter hoog op de pilstrookjes gestapeld. Aan de rechterkant zie je bovenaan een grote nestuitgang, en iets onder het midden een kleinere. De kleinere nestuitgang oogt het natuurlijkste voor deze mieren, maar de grote prooien geraken er niet door.
Close-up van de Shelfordella. Het deert de werksters niet dat de prooi ongeveer 300 keer groter is dan henzelf. Spijtig genoeg voor jullie kwamen er geen soldaten te hulp. Ze trokken deze prooi zonder probleem door de grote nestuitgang. Soms vergissen ze zich (ze hebben er geen inzicht in), en proberen ze een grote prooi door de kleine ingang te wurmen. Die uitgang komt dan pas weer vrij als ze de dier in kwestie voldoende leeggegeten hebben, zodat ze de rest in stukjes kunnen bijten.
Nieuwe prooi, maar nog steeds geen soldaten zichtbaar (er zat er eentje onder de kop, heb ik achteraf gezien op een foto van nog mindere kwaliteit).
Langs de vier zijkanten loopt er zulk een soort gangen, die in de hoeken verbonden zijn met tunneltjes. Een soldaat over de zoldering.
Dezelfde gang, op een ander moment met andere belichting. Wat meer soldaten, enkele soldatenlarven.
De volledige onderkant van het nest: je ziet de 4 galerijen, en een verbindingstunnel naar de gangen van net hiervoor.
De larfjes wat groter.
De verbindingstunnel wat groter.
De koningin.
Vergroting op dezelfde foto.
Deze foto's zijn waziger, omdat de miertjes veel kleiner zijn, en sommige nog waziger omdat ze langs de onderkant gefotografeerd zijn, hetgeen alles nog wat moeilijker maakt.
De werksters hadden te weinig plaats, en waren ook bezig om naar ontsnappingswegen te zoeken. Ik kon het afval niet opruimen, omdat de afvalhoop ook vol werksters zat.
Deze soort verdraagt geen droogte, en er waren reeds zoveel (onbevolkte) buisjes in het bakje dat ik er geen kon bijplaatsen.
Elke keer als ik nieuwe prooien in het bakje legde, was de hele kolonie in rep en roer, en dat is eigenlijk ook niet de bedoeling.
Voor het nieuwe nest nam ik een grote hard-plastic doos van F@rr@r@ r@ch@r; die dozen zijn echt heel geschikt voor het huisvesten van kleine miertjes, want ze sluiten mierdicht af. Daarin goot ik een laagje gips, waarin ik nadien alle kamers uitgekerfd heb met beitels. Aan de bovenkant van de laag gips heb ik een watertrogje gemaakt om het nest te kunnen bevochtigen. Nadien plaats ik het gips terug in de doos, en werk de volledige overgebleven wand af met PTFE.
De reden voor dit ontwerp is de combinatie van de afhankelijkheid van Pheidole pallidula van water, en dat een grotere kolonie gemakkelijk ontsnapt omwille van de geringe afmetingen van de werksters, en omdat ze gemakkelijk graven door bevochtigd gips of Ytong. In deze opstelling mogen ze graven, ze zullen toch niet kunnen ontsnappen.
De verhuis verliep eigenlijk heel snel. Ik plaatste het afgewerkte nest op een warmtematje naast het oude, en verbond de twee met behulp van een mierenbrugje. Na enkele minuten hadden de eerste werksters het suikerwater in de buitenwereld van het nieuwe nest al ontdekt. Ze dronken ook spontaan van het water via het gips. Ik voegde een prooi toe en wachtte even. Na een halfuurtje was er al een serieuze toeloop van soldaten en werksters, en was de prooi al versleept naar het gangenstelsel van het nieuwe nest. Op dat moment heb ik de verhuis gestimuleerd door het buisje met larven uit het de oude opstelling te nemen, en in het licht te leggen in de oude bak. Dat werkte niet zo heel goed, dus heb ik gewoon het licht uitgemaakt, en een nachtje gewacht. 's Morgens was de hele kolonie verhuisd, er waren nog maar een tiental werksters in het oude bakje aanwezig.
De bovenzijde van de bak. Je ziet enkel wat werksters in de buitenwereld, samen met het afval dat ze op deze korte periode al aangemaakt hebben. Het wordt zelfs tot een centimeter hoog op de pilstrookjes gestapeld. Aan de rechterkant zie je bovenaan een grote nestuitgang, en iets onder het midden een kleinere. De kleinere nestuitgang oogt het natuurlijkste voor deze mieren, maar de grote prooien geraken er niet door.
Close-up van de Shelfordella. Het deert de werksters niet dat de prooi ongeveer 300 keer groter is dan henzelf. Spijtig genoeg voor jullie kwamen er geen soldaten te hulp. Ze trokken deze prooi zonder probleem door de grote nestuitgang. Soms vergissen ze zich (ze hebben er geen inzicht in), en proberen ze een grote prooi door de kleine ingang te wurmen. Die uitgang komt dan pas weer vrij als ze de dier in kwestie voldoende leeggegeten hebben, zodat ze de rest in stukjes kunnen bijten.
Nieuwe prooi, maar nog steeds geen soldaten zichtbaar (er zat er eentje onder de kop, heb ik achteraf gezien op een foto van nog mindere kwaliteit).
Langs de vier zijkanten loopt er zulk een soort gangen, die in de hoeken verbonden zijn met tunneltjes. Een soldaat over de zoldering.
Dezelfde gang, op een ander moment met andere belichting. Wat meer soldaten, enkele soldatenlarven.
De volledige onderkant van het nest: je ziet de 4 galerijen, en een verbindingstunnel naar de gangen van net hiervoor.
De larfjes wat groter.
De verbindingstunnel wat groter.
De koningin.
Vergroting op dezelfde foto.
Deze foto's zijn waziger, omdat de miertjes veel kleiner zijn, en sommige nog waziger omdat ze langs de onderkant gefotografeerd zijn, hetgeen alles nog wat moeilijker maakt.