Atta sexdens (Mika)
Geplaatst: 09 jan 2009, 00:34
Hier volgt het verslag van mijn kolonie Atta sexdens, die ik sinds 03-01-09 in mijn bezit heb.
Atta soorten zijn de meest ontwikkelde bladsnijdermieren ter wereld: ze hebben zich alleen ontwikkeld in het zuidelijke gedeelte van de Amerika's. De werksters van deze soort knippen bladeren van de bomen, die ze bewerken en voederen aan een symbiotische schimmel. De schimmel voedt zich met de blaadjes, en er komen na 5 dagen verdikkingen op de schimmeldraden: deze verdikkingen worden geoogst door de kleinste werksters en vormen de voornaamste voedselbron voor de gehele kolonie. Dit is een extreme vorm van symbiose, en eigenlijk ook de eerste vorm van landbouw op de planeet: dit betekent dat mieren al miljoenen jaren voor de mens aan landbouw deden.
Er is zoveel informatie te vinden over Atta, dat het te ver zou leiden in deze blog: ik zal nog wel eens een apart informatietopic over Atta maken. Zaken die rechtstreeks met het houden van de soort te maken hebben, zal ik wel hier in deze blog plaatsen.
De grootste moeilijkheid bij het houden van Atta is niet de mieren, maar wel de schimmel in leven te houden. De mieren verdragen temperaturen van 0°C tot 35°C. Bij extreme koude verstijven ze, maar zolang de temperatuur niet onder 0°C gezakt is, kunnen ze nog weer tot leven komen: de schimmel verdraagt zeer slecht temperaturen onder 20°C of boven 30°C, en er is een optimum tussen 25°C en 27°C. De luchtvochtigheid voor de schimmel is best zo hoog mogelijk. Mieren verdragen zeer goed drogere lucht.
Om die reden kan een zulke kolonie niet per post verstuurd worden. De schimmel sterft vrijwel altijd, is het niet tijdens het transport, dan toch nog erna. Ik ben de kolonie dan ook zelf gaan ophalen. Bij aankoop was de kolonie met schimmel ondergebracht in een plastic doos, met de schimmel onder een glazen jampotje. Ik wilde die schimmel onmiddellijk wat meer ruimte geven, dus heb ik een nieuw groter onderkomen voorzien: het gaat simpelweg om een ferrero Rocher doosje. Ik heb een ingang uitgesneden uit het doosje, en een luchtopening gemaakt ik het deksel. Daar heb ik een fijnmetalen gaasje in vastgesmolten.
Het overplaatsen van de schimmel was redelijk lastig; de schimmel heeft ongeveer de textruur en stevigheid van een vod: er kan aan getrokken worden, maar niet op geduwd: de schimmel vastnemen gaat niet, want dan plooit die gewoon uit je vingers.
Deze mieren doen aan zeer intensieve landbouw en kunnen zelf de luchtvochtigheid prima regelen, door het openen of sluiten van tunnels. Initieel genereert de schimmel weinig vochtigheid, dus moeten ze vochtverlies beperken: in de vrije natuur worden jonge kolonies gekenmerkt door een hoge schoorsteen, die later weer verdwijnt. Dit kan te maken hebben met vochtregulatie, of verhinderen dat predatoren (vooral andere mierensoorten) de jonge kolonie vinden.
De hele kolonie heeft ook een buitenwereld. Als ontsnappingspreventie heb ik al fluon en talk geprobeerd, en beide werken nog uitstekend bij een kolonie van deze grootte. Het geheel staat in een isomo doos, die verwarmd wordt door een 14 Watt warmtematje, met een thermostaat op 26°C. Als bijkomende warmteregulator staat er een bak water tussen het warmtematje en de kolonie; bij het openen van de isolatiedoos daalt de temperatuur snel, maar na het sluiten stijgt ze weer even snel naar haar oorspronkelijke waarde. In een andere doos gebruik ik terrasstenen met dezelfde functie.
In het plastic doosje heb ik wat fijn wit zand gedaan, dat mee de vochtigheid kan reguleren. Ik had de mogelijkheid voorzien dat de mieren het gaasje dicht zouden plakken met zand, en dat hebben ze ook onmiddellijk gedaan:
Na opening hebben we een goed overzicht van de kolonie: je ziet goed de hoeveelheid wit zand, de schimmeltuin, de koningin en hun reserve aan bladstukken. Ik heb de kolonie in hun buitenwereld met fluon geplaatst voor de foto's.
In zijaanzicht zie je ruwweg drie niveaus in de schimmel, met verschillende kleuren. Onderaan is er een bruin gedeelte; dat was nog groter toen ik de kolonie kocht: dit is afgestorven schimmel: door schokken tijdens het transport is er een groot gedeeltje van losgekomen, en dat werd de eerste dagen afgevoerd. Daarboven is er een wit gedeelte, dat volledig bestaat uit gezond groeiende schimmel, die continue geoogst kan worden: de wanden van de kamers zijn zeer dik. Waarschijnlijk wordt hier vooral bijgebouwd aan de dikte van de wand. Het grijze gedeelte is recent bijgebouwd: er was reeds een klein beetje van aanwezig, maar dat is nu enorm toegenomen.
De bovenste randen verkleuren zwart: dat is waarschijnlijk uitgedroogd fijngekauwd blad. Nieuwe blaadjes worden aangebouwd, en dan bezet met stukjes schimmel die afgebroken worden op andere plaatsen. de schimmel wordt als het ware uitgezaaid over het nieuw aangebouwde gedeelte. Afhankelijk van de activiteit ziet nieuwe schimmel grijs, zwart of groen, als er veel blaadjes zijn toegevoegd.
Dit is dus het nieuw bijgeouwde gedeelte:
Op deze foto zie je goed het werk van de mieren: elk klein wit puntje is een stukje schimmel dat op die plaats geplant is geweest: ze zijn waarschijnlijk al wat gegroeid. Op termijn groeien ze helemaal tegen elkaar, dan is de hele wand wit gekleurd. Na 5 dagen produceren deze schimmeldraden nieuwe verdikkingen.
Een beeldje met de koningin en een nieuw aangelegde broedkamer. Het is redelijk moeilijk om deze dieren te fotograferen: de broedkamers bevinden zich in diepe kamers, waarvan de wanden nooit goed kunnen getoond worden op foto.
Een vergroting van dezelfde foto: je ziet werksters poppen verzorgen: ook de fijne schimmeldraden zijn goed zichtbaar.
De koningin is gigantisch in vergelijking met de kleinere werkstertjes: er zijn nog wel kleinere werkstertjes aanwezig in de kolonie.
Onderaan deze foto verwerken enkele werksters een stukje slasteel.
Verder nog enkele foto's met broedzorg: kijk ook naar de fijne schimmeldraden, die overal aanwezig zijn. De werksters hebben 6 stekels op de thorax, waarvan de naam sexdens afkomstig is. Op de kop staan er ook nog verschillende stekels. Deze mier is dus extreem bewapend: de kaken zijn extreem scherp, en ze glijden gewoon door het blad. Als een dergelijke kolonie volgroeid is heeft ze geen natuurlijke vijanden meer: de werksters staan natuurlijk wel bloot aan parasieten, en ook de schimmel moet steeds beschermd worden tegen andere parasitaire schimmels.
Tot slot nog enkele opmerkingen en observaties die ik gedaan heb: Social carrying is zeer amusant om te zien bij deze soort. Hoewel alle werksters nu aanwezig nog maar de kleinste vormen zijn in het totale spectrum dat de kolonie ooit zal hebben, is er al een zeer groot grootteverschil tussen de kleinste en grootste mieren. De kleinste werksters zijn diegene die het nauwste verbonden zijn met het onder houden van de schimmeltuin: zij wieden en plukken, en kunnen door de kleinste openingen om de schimmel te verzorgen: in principe komen ze niet buiten de schimmeltuin: als ze toch toevallig verdwalen, worden ze gewoon tussen thorax en abdomen vastgegrepen door een werkster die 20 keer zwaarder is, en ze plooien als respons hun lichaam in een 'pophouding'.
De werksters leven in de vrije natuur ook van alle vloeistoffen die ze kunnen vinden: suikerwater en mijn eigen hongindauwsurrogaat worden gretig opgenomen: dit kan de kolonie energie verschaffen, en schimmel sparen.
Vragen of opmerkingen?
Atta soorten zijn de meest ontwikkelde bladsnijdermieren ter wereld: ze hebben zich alleen ontwikkeld in het zuidelijke gedeelte van de Amerika's. De werksters van deze soort knippen bladeren van de bomen, die ze bewerken en voederen aan een symbiotische schimmel. De schimmel voedt zich met de blaadjes, en er komen na 5 dagen verdikkingen op de schimmeldraden: deze verdikkingen worden geoogst door de kleinste werksters en vormen de voornaamste voedselbron voor de gehele kolonie. Dit is een extreme vorm van symbiose, en eigenlijk ook de eerste vorm van landbouw op de planeet: dit betekent dat mieren al miljoenen jaren voor de mens aan landbouw deden.
Er is zoveel informatie te vinden over Atta, dat het te ver zou leiden in deze blog: ik zal nog wel eens een apart informatietopic over Atta maken. Zaken die rechtstreeks met het houden van de soort te maken hebben, zal ik wel hier in deze blog plaatsen.
De grootste moeilijkheid bij het houden van Atta is niet de mieren, maar wel de schimmel in leven te houden. De mieren verdragen temperaturen van 0°C tot 35°C. Bij extreme koude verstijven ze, maar zolang de temperatuur niet onder 0°C gezakt is, kunnen ze nog weer tot leven komen: de schimmel verdraagt zeer slecht temperaturen onder 20°C of boven 30°C, en er is een optimum tussen 25°C en 27°C. De luchtvochtigheid voor de schimmel is best zo hoog mogelijk. Mieren verdragen zeer goed drogere lucht.
Om die reden kan een zulke kolonie niet per post verstuurd worden. De schimmel sterft vrijwel altijd, is het niet tijdens het transport, dan toch nog erna. Ik ben de kolonie dan ook zelf gaan ophalen. Bij aankoop was de kolonie met schimmel ondergebracht in een plastic doos, met de schimmel onder een glazen jampotje. Ik wilde die schimmel onmiddellijk wat meer ruimte geven, dus heb ik een nieuw groter onderkomen voorzien: het gaat simpelweg om een ferrero Rocher doosje. Ik heb een ingang uitgesneden uit het doosje, en een luchtopening gemaakt ik het deksel. Daar heb ik een fijnmetalen gaasje in vastgesmolten.
Het overplaatsen van de schimmel was redelijk lastig; de schimmel heeft ongeveer de textruur en stevigheid van een vod: er kan aan getrokken worden, maar niet op geduwd: de schimmel vastnemen gaat niet, want dan plooit die gewoon uit je vingers.
Deze mieren doen aan zeer intensieve landbouw en kunnen zelf de luchtvochtigheid prima regelen, door het openen of sluiten van tunnels. Initieel genereert de schimmel weinig vochtigheid, dus moeten ze vochtverlies beperken: in de vrije natuur worden jonge kolonies gekenmerkt door een hoge schoorsteen, die later weer verdwijnt. Dit kan te maken hebben met vochtregulatie, of verhinderen dat predatoren (vooral andere mierensoorten) de jonge kolonie vinden.
De hele kolonie heeft ook een buitenwereld. Als ontsnappingspreventie heb ik al fluon en talk geprobeerd, en beide werken nog uitstekend bij een kolonie van deze grootte. Het geheel staat in een isomo doos, die verwarmd wordt door een 14 Watt warmtematje, met een thermostaat op 26°C. Als bijkomende warmteregulator staat er een bak water tussen het warmtematje en de kolonie; bij het openen van de isolatiedoos daalt de temperatuur snel, maar na het sluiten stijgt ze weer even snel naar haar oorspronkelijke waarde. In een andere doos gebruik ik terrasstenen met dezelfde functie.
In het plastic doosje heb ik wat fijn wit zand gedaan, dat mee de vochtigheid kan reguleren. Ik had de mogelijkheid voorzien dat de mieren het gaasje dicht zouden plakken met zand, en dat hebben ze ook onmiddellijk gedaan:
Na opening hebben we een goed overzicht van de kolonie: je ziet goed de hoeveelheid wit zand, de schimmeltuin, de koningin en hun reserve aan bladstukken. Ik heb de kolonie in hun buitenwereld met fluon geplaatst voor de foto's.
In zijaanzicht zie je ruwweg drie niveaus in de schimmel, met verschillende kleuren. Onderaan is er een bruin gedeelte; dat was nog groter toen ik de kolonie kocht: dit is afgestorven schimmel: door schokken tijdens het transport is er een groot gedeeltje van losgekomen, en dat werd de eerste dagen afgevoerd. Daarboven is er een wit gedeelte, dat volledig bestaat uit gezond groeiende schimmel, die continue geoogst kan worden: de wanden van de kamers zijn zeer dik. Waarschijnlijk wordt hier vooral bijgebouwd aan de dikte van de wand. Het grijze gedeelte is recent bijgebouwd: er was reeds een klein beetje van aanwezig, maar dat is nu enorm toegenomen.
De bovenste randen verkleuren zwart: dat is waarschijnlijk uitgedroogd fijngekauwd blad. Nieuwe blaadjes worden aangebouwd, en dan bezet met stukjes schimmel die afgebroken worden op andere plaatsen. de schimmel wordt als het ware uitgezaaid over het nieuw aangebouwde gedeelte. Afhankelijk van de activiteit ziet nieuwe schimmel grijs, zwart of groen, als er veel blaadjes zijn toegevoegd.
Dit is dus het nieuw bijgeouwde gedeelte:
Op deze foto zie je goed het werk van de mieren: elk klein wit puntje is een stukje schimmel dat op die plaats geplant is geweest: ze zijn waarschijnlijk al wat gegroeid. Op termijn groeien ze helemaal tegen elkaar, dan is de hele wand wit gekleurd. Na 5 dagen produceren deze schimmeldraden nieuwe verdikkingen.
Een beeldje met de koningin en een nieuw aangelegde broedkamer. Het is redelijk moeilijk om deze dieren te fotograferen: de broedkamers bevinden zich in diepe kamers, waarvan de wanden nooit goed kunnen getoond worden op foto.
Een vergroting van dezelfde foto: je ziet werksters poppen verzorgen: ook de fijne schimmeldraden zijn goed zichtbaar.
De koningin is gigantisch in vergelijking met de kleinere werkstertjes: er zijn nog wel kleinere werkstertjes aanwezig in de kolonie.
Onderaan deze foto verwerken enkele werksters een stukje slasteel.
Verder nog enkele foto's met broedzorg: kijk ook naar de fijne schimmeldraden, die overal aanwezig zijn. De werksters hebben 6 stekels op de thorax, waarvan de naam sexdens afkomstig is. Op de kop staan er ook nog verschillende stekels. Deze mier is dus extreem bewapend: de kaken zijn extreem scherp, en ze glijden gewoon door het blad. Als een dergelijke kolonie volgroeid is heeft ze geen natuurlijke vijanden meer: de werksters staan natuurlijk wel bloot aan parasieten, en ook de schimmel moet steeds beschermd worden tegen andere parasitaire schimmels.
Tot slot nog enkele opmerkingen en observaties die ik gedaan heb: Social carrying is zeer amusant om te zien bij deze soort. Hoewel alle werksters nu aanwezig nog maar de kleinste vormen zijn in het totale spectrum dat de kolonie ooit zal hebben, is er al een zeer groot grootteverschil tussen de kleinste en grootste mieren. De kleinste werksters zijn diegene die het nauwste verbonden zijn met het onder houden van de schimmeltuin: zij wieden en plukken, en kunnen door de kleinste openingen om de schimmel te verzorgen: in principe komen ze niet buiten de schimmeltuin: als ze toch toevallig verdwalen, worden ze gewoon tussen thorax en abdomen vastgegrepen door een werkster die 20 keer zwaarder is, en ze plooien als respons hun lichaam in een 'pophouding'.
De werksters leven in de vrije natuur ook van alle vloeistoffen die ze kunnen vinden: suikerwater en mijn eigen hongindauwsurrogaat worden gretig opgenomen: dit kan de kolonie energie verschaffen, en schimmel sparen.
Vragen of opmerkingen?