De naam senilis is volgens mij afkomstig van de fijne witte haartjes, waarmee deze zwarte mieren bezet zijn. Je kan er enkele van opmerken op de koningin.
Op deze foto's zie je enkele overzichtjes van de kolonie. Op de derde foto heb ik een groepjes larfjes omcirkelt, die gegroepeerd liggen rond en zich te goed doen aan de thorax van een snuitzweefvlieg.
In het rood omcirkeld: een groepje eitjes; in het groen een groepje zeer jonge larfjes, die nog gevoed worden door de werksters; in het blauw: de groep larfjes die nog steeds bezig zijn met het vliegenborststuk, en in het geel een volgroeide, 'strekkende' larve die zich voorbereidt op de verpopping.
De larfjes die zich autonoom kunnen voeden, worden in de nabijheid van bewerkte prooien gelegd. Hun beweeglijke 'nek' is eigenlijk hun borststuk.
Deze mieren zijn heel slank, de petiolus en postpetiolus zijn heel klein. De larve heeft in het begin maar een heel klein thorax-gedeelte, bij de strekkende larven zie je dat jet voorste gedeelte uitzet, en nadien ondoorzichtig wit wordt. Een verpopping heb ik nog niet zien gebeuren.
In het groen een strekkende larve, en het blauw 2 poppen. Bij de linker pop is het gaster reeds aan het verkleuren. Verkleuren gebeurt progressief. Bij de meeste mieren zie je eerst de ogen. Hier bij Aphaenogaster senilis komt dan het achterlijf, de thorax, de kop, en helemaal op het einde de poten en antennen.
De rode pijl toont de koningin.
Nog eentje met de koningin.
Het leuke aan deze soort is de 'group-retrieval'. De werksters zijn zeer goed op elkaar ingespeeld, en kunnen door vereende krachten zeer grote objecten transporteren. Ergens op internet vond ik een macro-foto van van 4 werksters die samen een olijf naar het nest brachten. Deze mieren zijn zeer actief, en de larven verbruiken een grote hoeveelheid energie bij het opgroeien.
Een andere interessante zaak is de kolonievoortplanting. Deze soort brengt kolonies voort door splitsing van de moederkolonie. Sociale bijen doen dit ook, maar bijen kunnen niet anders, omdat een bijenkolonie een minimum aantal werksters nodig heeft om te kunnen functioneren (minimum 4000), en ook een minimum om vanuit reserves een nieuw nest op te kunnen bouwen (enkele tienduizenden).
Deze mieren hebben niet deze verplichting. Men vermoedt dat werksters zich afscheuren van de kolonie om jonge larfjes op te voeden tot een koningin, die dan kan paren met mannetjes, die dan de zoontjes zijn van de werksters (De werksters zouden dan die onbevruchte eitjes voor de mannetjes leggen). Deze werkwijze zou dus zo voordeel hebben voor de werksters.
Er zijn nog enkele theoretische bezwaren (niet zozeer onmogelijkheden, maar wel moeilijkheden) in verband met deze uitleg. Theoretisch is de kans op diploïde mannetjes zeer groot indien mieren aan inteelt doen. Hoe zouden deze mieren dit kunnen omzeilen?
Anderzijds, indien de mannetjes afkomstig zouden zijn uit andere kolonies, wat is dan het voordeel van de werksters om zich af te scheuren? Persoonlijk vind ik dit een zeer interessant onderwerp.
nb Diploïde mannetjes: Mieren hebben geen geslachtshormonen: elke cel op zich bepaalt op basis van genetische informatie of ze zich zal ontwikkelen naar een 'mannelijke' of een 'vrouwelijke' cel. Ze doen dit op basis van het aanwezig zijn van 2 verschillende allelen van maar 1 gen. Om een lang verhaal kort te maken: indien heterozygoot, dan wordt de cel 'vrouwelijk', indien homozygoot, dan wordt de cel 'mannelijk'. Mannetjes hebben maar 1 set chromosomen, zijn haploïed, en zijn dus per definitie homozygoot. Indien de zygote homozygoot (voor dat bepaalde gen) is, dan zal er zich ook een mannetje ontwikkelen. In dit geval dus geen haploïed, maar een diploïed mannetje. Indien een koningin maar 1 keer paart (met een verwant mannetje, dat ook 1 van haar allelen van dat gen bezit) dan zou de helft van de larfjes zich ontwikkelen tot nutteloze, onvruchtbare diploïde mannetjes.
Dit is een foto van het volledige nest. Initieel werd de onderkant ingenomen door een kolonie Aphaenogaster subterranea, maar al gauw bleken ze niet opgewassen tegen de hoge temperaturen die A. senilis nodig heeft voor de larvengroei. Ze zitten momenteel in een buitenwereld in een buisje.
Links (niet zichtbaar) bevindt zich de waterreserve.